In deze tijd van gebabbel over de Zweeftrein, Lightrrail en de Zuiderzeelijn is het goed eens terug te kijken naar het ontstaan van de huidige spoorlijnen. De lijn naar Harlingen is er een van geluk & blijdschap.
Op 14 oktober 1863 werd de spoorlijn Harlingen-Leeuwarden feestelijk geopend als eerste van het zogeheten Noordernet van de Staatsspoorwegen. Het was de eerste spoorlijn die in Noord-Nederland werd aangelegd. Een belangrijke reden voor de aanleg was de aansluiting op de veerdienst Harlingen-Amsterdam, die overigens alleen ’s zomers voer.
De aanleg heeft veel voeten in de aarde gehad. Er was maar moeilijk een meerderheid te vinden in de Tweede en Eerste Kamer, en toen men, in de eerste dagen van januari 1862, in Harlingen begon met de uitvoering van de werkzaamheden, brak er een oproer uit. Aannemer Tienhoven uit Werkendam had zijn eigen werknemers meegebracht, terwijl in Harlingen zo’n tachtig werkzoekenden waren.
De 24,516 kilometer lange spoorbaan werd voorzien van elf vaste bruggen en drie draaibruggen. Op 18 september 1863 arriveerde in Harlingen de eerste locomotief uit Engeland. Iedereen had hooggespannen verwachtingen, en de visvrouwen uit Leeuwarden schreven zelfs in de links-liberale Friesche Courant aan de hoofdingenieur van de Staatsspoorwegen: ‘Bij dezen nemen de Visch Vrouwen van Leeuwarden de vrijheid U hunnen wensch aan te bieden ter gelegenheid van het in werkingkoming der spoor in onze provincie. Dat onze provincie hier door moge bloeijen en wij allen als Leeuwarder ingezetenen hier van genoegen en vreugde mogen smaken.’
De feestelijke opening werd bijgewoond door vierhonderd genodigden, onder wie het vrijwel voltallige kabinet Thorbecke. De gasten kregen in Leeuwarden een uitgebreid programma voorgeschoteld, bestaande uit een concert van het carillon, het gebeier van kerkklokken en een aantal feestredevoeringen. Daarna vertrok het gezelschap naar Harlingen ‘onder gejuich der talrijke menigte en het spelen der muziekkorpsen van de schutterij en het garnizoen’. In Harlingen had componist Van der Dussen een spoorwegmars gecomponeerd en het gemeentebestuur maakte van de gelegenheid gebruik om de haven, die dringend opgeknapt moest worden, aan Thorbecke te tonen. ‘Het volk’ dat in Leeuwarden achter bleef vermeide zich met mastklimmen.
Op 27 oktober 1863 begon officieel de dienst tussen Leeuwarden en Harlingen met drie treinen. De dienstregeling sloot aan op die van de veerdienst tussen Harlingen en Amsterdam. De feesten luidden echter niet een periode van economische bloei in. Ze vormden de inleiding van eindeloze reeksen klachten over de dienstregeling die niet deugde, de treinen die niet op tijd vertrokken en aankwamen, de hoge vervoerstarieven en de stationsgebouwen die nog niet gereed waren.
Begin januari 1864 werden de stations Franeker en Dronrijp officieel geopend en op 16 februari volgde het station Leeuwarden. Op verzoek van velen kwam er nog een halte bij Deinum. Na de Eerste Wereldoorlog voer de boot naar Amsterdam niet meer, maar reed de trein in Harlingen nog wel door naar de haven, ditmaal voor reizigers voor de boot naar Terschelling en Vlieland. De stoomlocomotief bleef tot ver na de Tweede Wereldoorlog in bedrijf. Pas op 4 oktober 1953 kwam ‘de Blauwe Engel’, een dieseltrein, en in 1983 werd deze op dit baanvak vervangen door de Wadloper.
Harlingen zag bovendien vanaf 22 mei 1955 op zaterdagen een geheel nieuw type trein in het vakantieseizoen naar de haven rijden. Het waren treinen met Duitse rijtuigen die rechtstreeks vanuit het Ruhrgebied naar Harlingen reden en vanaf Groningen getrokken werden door een diesellocomotief. Zij waren alleen toegankelijk voor Duitse toeristen naar de waddeneilanden
Van het dorp Deinum zien we de ‘sipeltoren’ . De ‘sipel’ (ui) is het meest opvallende kenmerk van de kerktoren, die gebouwd is tussen 1550 en 1567. De ui werd er in 1589 op geplaatst. Het godshuis dateert uit de 13e eeuw en op de toren staat in het Latijn: ‘Diende in eerdere tijd mijn spits als vuurwapen, nu wijst deze toren een ieder van ver zijn weg’. Deze tekst, die pas in 1753 werd geplaatst, herinnert aan de nabije ligging van de Middelzee in de 12e eeuw. De eerste weg die we vlak voor Deinum passeren is de oude Middelzeedijk. Het oude station is jaren geleden afgebroken en nu is er slechts een abri over de weg van Marssum naar Bolsward. Aan deze kant van Deinum vinden we een nieuwbouwwijk die niet zou misstaan in Mediterrane gebieden. De zuidwestkant van het terpdorp is praktisch onbebouwd gebleven waardoor men een mooi zicht op de kerk heeft. Wat ook opvalt zijn de in het land doodlopende hooiwegen. Dit gebied maakt deel uit van Westergo, een kleiweidegebied met talloze terpdorpen en boerderijen.
We passeren een onttakelde Amerikaanse watermolen en een moderne windmolen. Aan de overkant van het Van Harinxmakanaal ligt tussen de bomen het kerosinedepot van de vliegbasis Leeuwarden. De kerosine wordt met tankers aangevoerd, maar er bestaat ook een ‘geheime’ ondergrondse pijpleiding die rechtstreeks uit Rotterdam komt. Aan deze kant van het Van Harinxmakanaal ligt een grondbaggerdepot tussen hoge dijken. Direct daarna passeren we de Bolswardertrekvaart, die als zeilvaart in 1507 werd gegraven en waarlangs in 1648 een trekweg werd aangelegd. Daar waar de Bolswardervaart uitstroomt in het Van Harinxmakanaal staat langs het vroegere jaagpad een huisje: voorheen een schipperscafe dat via een hoog bruggetje bereikbaar was.